Post by Mark on Nov 1, 2005 21:29:49 GMT 1
Het gaat over Ajax , daar wordt liever niet over gepraat..... maar goed dan:
Op weg naar Tokio
© David Endt/Het Parool 1995
Wibautstraat 214. Het perceel ligt schuin tegenover Het Parool, zowat leunend tegen het spoor waarover een trein ratelt. Het is zeven uur ‘s Avonds en het licht draagt nog een timide glans van de dag. Verlaten straat. Fletse lichtletters boven een deur. Dit stukje Wibautstraat wordt bijna onherbergzaam gebied. Decor voor een thriller.
Maar een deur voorbij en twee trappen omhoog is de sfeer heel anders. Aanstekelijk uitgelaten. Het is de studio waar Hans Vandenburg (U weet wel, die kale van Gruppo Sportivo) van zijn oude hit een nieuwe maakt. Alles is gereed voor de opnames, het wachten is slechts op een elftal Ajax supporters, dat als achtergrondkoor voor kleur en volume zal zorgen op de cd-single.
Om half acht maakt niemand zich er nog druk om dat de supporters nummer 214 nog niet hebben gevonden. Maar een half uurtje later is de stemming onrustiger. Er wordt getelefoneerd. Nog geen koor in zicht. De zanger blijft lachen en deunt het refrein van zijn lied. Een blikje pils psssjt open, een tweede volgt al snel.
Even valt het stil. Het bestelde supporterskoor zal niet komen, is de vertaling van een telefoongesprek. Improviseren. Ineens is er hevig telefoonverkeer tussen Wibautstraat 214 en pontentiele supporterskelen. En in het volgende uur druppelen de koorzangers en -zangeressen binnen.
Onwennig kijken ze rond in de studio, maar Vandenburg stelt ze meteen op hun gemak. Een pilsje doet wonderen en om tien voor tien zijn de Ajax attributen verdeeld en worden de kelen geschraapt. De geluidsmeters slaan vervaarlijk uit wanneer het refrein wordt meegebulderd: ‘Tokio, olé, olé!’
De tekst van het lied is simpel en daarom goed, want hij blijft in je hoofd hangen en keert op de vreemdste momenten op je lippen terug.
Net als indertijd ‘Ajax wint de wereldcup’. Die cantate zag het licht in de tijd dat Ajax de Europa Cup won en dus kon spelen om de wereldbeker. Het lied zingt nog steeds bij tijd en wijle door de stadions. Slechts heel weinigen weten dat het in een heel ver verleden een gospelsong was.
De wereldbeker (en dus het lied) kwam voor Ajax het eerst in beeld in 1971, na het winnen van de Europa Cup. Ineens was het lied er en iedereen zong mee. Er viel niet aan te ontsnappen. En toen Ajax in 1972 voor de tweede keer de Europa Cup won en deze keer niet weigerde tegen de kampioen van Zuid-Amerika te spelen, kon het ‘Ajax wint de wereldcup’ in volle hevigheid losbarsten.
Nadat Ajax de bokaal ten koste van Independiente inderdaad had veroverd, kon je helemaal niet meer ontsnappen aan het lied, dat dreunde door de Amsterdamse straten in de dagen na de winst.
De strijd om de wereldbeker is veranderd. Vroeger waren het bikkelharde slijtage- en prestigeslagen, verdeeld over twee wedstrijden. Een in Zuid-Amerika en de andere in Europa.
Zoals de Europeanen zich op een vreemd continent nimmer op hun gemak voelden, zo was dat ook het geval met de Zuidamerikanen. Niet zelden ontaardden de wedstrijden in ware veldslagen. Dat was een belangrijke reden voor de verminderde belangstelling voor de wereldcup.
Lange reizen, veel kans op blessures. Steeds vaker zegden Europese kampioenen af en de wereldcup devalueerde. In 1980, twintig jaar nadat de beste clubs van Europa en Zuid-Amerika elkaar voor het eerst hadden getroffen, kwam een ommekeer. Voor het eerst werd in een wedstrijd om de trofee gevoetbald. In Tokio. Het Japanse debuut bracht Nacional Montevideo winst op Nottingham Forest en opende een vijfjarige hegemonie van de Zuidamerikanen.
In Nederland waren er niet zoveel mensen die ultra-vroeg opstonden om de wereldbekerstrijd in Tokio via de televisie te volgen. Toen PSV zich in Tokio meldde, was dat beter, maar de laatste jaren bleven de voetballiefhebbers soms zelfs verstoken van het duel.
Dit jaar niet. We zijn op weg naar Tokio en het wereldbekergevoel richt zich langzaam maar zeker op. Je hoort van supporters die hun spaarpot omkeren om naar het land van de rijzende zon te gaan; anderen verkopen hun auto om de reis te bekostigen. Gekte alom, de wereldbeker leeft. Steeds frequenter melden Japanse journalisten zich in De Meer om berichten uit het Amsterdamse kamp op te tekenen en te filmen.
En op Wibautstraat 214 is de wedstrijd al begonnen èn gewonnen. Het is elf uur en de stemming is optimaal. Het bijeengeraapte supporterskoor en de uit volle borst meezingende produktiemedewerkers zijn een team geworden en de improvisatie bloeit volop. “Cuppie komt zo, cuppie komt zo,...” wordt grinnikend toegevoegd aan de tekst. Variatie op een thema.
De treetjes pils zijn op en zingend taaien de zangtalenten uit Amsterdam af. Hun proeve is geslaagd en ze willen het weten ook. ‘Tokio, olé, olé,’ het stukje Wibautstraat langs de spoorbaan is voor een paar minuten wat minder onherbergzaam. Decor voor een hit. De uitgelatenheid verspreidt zich door Amsterdam, we zijn op weg naar Tokio!
Op weg naar Tokio
© David Endt/Het Parool 1995
Wibautstraat 214. Het perceel ligt schuin tegenover Het Parool, zowat leunend tegen het spoor waarover een trein ratelt. Het is zeven uur ‘s Avonds en het licht draagt nog een timide glans van de dag. Verlaten straat. Fletse lichtletters boven een deur. Dit stukje Wibautstraat wordt bijna onherbergzaam gebied. Decor voor een thriller.
Maar een deur voorbij en twee trappen omhoog is de sfeer heel anders. Aanstekelijk uitgelaten. Het is de studio waar Hans Vandenburg (U weet wel, die kale van Gruppo Sportivo) van zijn oude hit een nieuwe maakt. Alles is gereed voor de opnames, het wachten is slechts op een elftal Ajax supporters, dat als achtergrondkoor voor kleur en volume zal zorgen op de cd-single.
Om half acht maakt niemand zich er nog druk om dat de supporters nummer 214 nog niet hebben gevonden. Maar een half uurtje later is de stemming onrustiger. Er wordt getelefoneerd. Nog geen koor in zicht. De zanger blijft lachen en deunt het refrein van zijn lied. Een blikje pils psssjt open, een tweede volgt al snel.
Even valt het stil. Het bestelde supporterskoor zal niet komen, is de vertaling van een telefoongesprek. Improviseren. Ineens is er hevig telefoonverkeer tussen Wibautstraat 214 en pontentiele supporterskelen. En in het volgende uur druppelen de koorzangers en -zangeressen binnen.
Onwennig kijken ze rond in de studio, maar Vandenburg stelt ze meteen op hun gemak. Een pilsje doet wonderen en om tien voor tien zijn de Ajax attributen verdeeld en worden de kelen geschraapt. De geluidsmeters slaan vervaarlijk uit wanneer het refrein wordt meegebulderd: ‘Tokio, olé, olé!’
De tekst van het lied is simpel en daarom goed, want hij blijft in je hoofd hangen en keert op de vreemdste momenten op je lippen terug.
Net als indertijd ‘Ajax wint de wereldcup’. Die cantate zag het licht in de tijd dat Ajax de Europa Cup won en dus kon spelen om de wereldbeker. Het lied zingt nog steeds bij tijd en wijle door de stadions. Slechts heel weinigen weten dat het in een heel ver verleden een gospelsong was.
De wereldbeker (en dus het lied) kwam voor Ajax het eerst in beeld in 1971, na het winnen van de Europa Cup. Ineens was het lied er en iedereen zong mee. Er viel niet aan te ontsnappen. En toen Ajax in 1972 voor de tweede keer de Europa Cup won en deze keer niet weigerde tegen de kampioen van Zuid-Amerika te spelen, kon het ‘Ajax wint de wereldcup’ in volle hevigheid losbarsten.
Nadat Ajax de bokaal ten koste van Independiente inderdaad had veroverd, kon je helemaal niet meer ontsnappen aan het lied, dat dreunde door de Amsterdamse straten in de dagen na de winst.
De strijd om de wereldbeker is veranderd. Vroeger waren het bikkelharde slijtage- en prestigeslagen, verdeeld over twee wedstrijden. Een in Zuid-Amerika en de andere in Europa.
Zoals de Europeanen zich op een vreemd continent nimmer op hun gemak voelden, zo was dat ook het geval met de Zuidamerikanen. Niet zelden ontaardden de wedstrijden in ware veldslagen. Dat was een belangrijke reden voor de verminderde belangstelling voor de wereldcup.
Lange reizen, veel kans op blessures. Steeds vaker zegden Europese kampioenen af en de wereldcup devalueerde. In 1980, twintig jaar nadat de beste clubs van Europa en Zuid-Amerika elkaar voor het eerst hadden getroffen, kwam een ommekeer. Voor het eerst werd in een wedstrijd om de trofee gevoetbald. In Tokio. Het Japanse debuut bracht Nacional Montevideo winst op Nottingham Forest en opende een vijfjarige hegemonie van de Zuidamerikanen.
In Nederland waren er niet zoveel mensen die ultra-vroeg opstonden om de wereldbekerstrijd in Tokio via de televisie te volgen. Toen PSV zich in Tokio meldde, was dat beter, maar de laatste jaren bleven de voetballiefhebbers soms zelfs verstoken van het duel.
Dit jaar niet. We zijn op weg naar Tokio en het wereldbekergevoel richt zich langzaam maar zeker op. Je hoort van supporters die hun spaarpot omkeren om naar het land van de rijzende zon te gaan; anderen verkopen hun auto om de reis te bekostigen. Gekte alom, de wereldbeker leeft. Steeds frequenter melden Japanse journalisten zich in De Meer om berichten uit het Amsterdamse kamp op te tekenen en te filmen.
En op Wibautstraat 214 is de wedstrijd al begonnen èn gewonnen. Het is elf uur en de stemming is optimaal. Het bijeengeraapte supporterskoor en de uit volle borst meezingende produktiemedewerkers zijn een team geworden en de improvisatie bloeit volop. “Cuppie komt zo, cuppie komt zo,...” wordt grinnikend toegevoegd aan de tekst. Variatie op een thema.
De treetjes pils zijn op en zingend taaien de zangtalenten uit Amsterdam af. Hun proeve is geslaagd en ze willen het weten ook. ‘Tokio, olé, olé,’ het stukje Wibautstraat langs de spoorbaan is voor een paar minuten wat minder onherbergzaam. Decor voor een hit. De uitgelatenheid verspreidt zich door Amsterdam, we zijn op weg naar Tokio!